Waar andere wereldsteden als hofstad ontstonden rond een koninklijk paleis, een centraal plein en statige lanen, is één van de meest bijzondere kenmerken van Amsterdam juist dat dit een stad van kooplieden is. Een echt volkse stad dus. Wat we nu het Paleis noemen is van oorsprong stadhuis en het staat aan een plein dat oorspronkelijk geen plein is, maar een dam. De relatie tussen Amsterdam en de Oranjes is op zijn minst ingewikkeld te noemen. Waar ligt dat aan? Misschien brengt een ronde door de stad wat opheldering.
Zonder het Singel en de Prinsengracht tekort te willen doen: de Heren- en Keizersgracht zijn toch wel de mooiste van de vier. Zo zijn ze ook bedoeld. Kijk maar op de Brouwersgracht: daar lopen de middelste twee dood. De buitenste – Singel en Prinsengracht – kun je vanaf het IJ wel in- en uitvaren. Is het toeval dat de heren op het stadhuis één van de mooiste grachten naar zichzelf vernoemen en de buitenste, de Prinsengracht, een typische werkgracht naar de prinsen van Oranje? Ja, we hebben het Koningsplein, maar of dat nu uitpakt in het voordeel van de monarchie?
Koningsplein
Ooit werd het Singel omgedoopt tot Koningsgracht. Niet als eerbetoon aan onze koning – die hadden we toen, in de zeventiende eeuw, nog niet – maar aan de Franse koning Hendrik IV. Het Koningsplein is het enige dat hier nog aan herinnert.
In februari 2013 wordt het plan geopperd om het Singel opnieuw Koningsgracht te noemen. Niet de kades, want dan moeten alle huizen een nieuw adres krijgen, maar alleen het water. De bewoners van de woonboten zouden dus wel een adreswijziging moeten sturen. Het plan sneuvelt bij de straatnamencommissie. Amsterdammers vinden het een idioot plan. ‘Verzetshelden stoppen we in een achterbuurt. Familieleden van ons in de oorlog gevluchte koningshuis krijgen een ereplaats in de stad’, aldus Parool columnist Theodor Holman.
Willemspoort
Wandel even met me mee naar een plek met een toch best wel koninklijke uitstraling: de Willemspoort. Vraag je een Amsterdammer naar de naam van deze poort, dan zegt die waarschijnlijk niet Willems-, maar Haarlemmerpoort. Daar gaan we alweer. Toch heeft het gebouw iets van een Arc de Triomphe en met die functie is het ook gebouwd, namelijk ter ere van de inhuldiging van koning Willem II. Hier wordt hij door burgemeester en wethouders van Amsterdam opgewacht en “hartelijk en roerend toegesproken”, aldus het Algemeen Handelsblad.
Op deze plek vindt dus op 27 november 1840 de ‘Blyde Incomste’ van de in te huldigen koning Willem II plaats. Op 2 december 1813 had Willem I als aanstaande eerste Oranje-koning op dezelfde plek de sleutels van de stad in ontvangst genomen en als blijk van vertrouwen weer teruggegeven. Een beetje pijnlijk was het wel, want nog maar twee jaar eerder had Amsterdam met veel eerbetoon dezelfde sleutels aangeboden aan Keizer Napoleon. In augustus 1813, een paar maanden voor de intocht van Willem I dus, werd op de verjaardag van de Keizer hiervan nog een groot doek onthuld in het stadhuis aan de Nieuwezijds Voorburgwal. (Het hangt nu in de schuttersgalerij.)
Willemsstraat
Ook niet persé een succesverhaal voor de Oranjes dus. Op naar de Willemsstraat dan, in de Jordaan, op een goede steenworp afstand van de Willemspoort. Als de Goudsbloemgracht in 1857 wordt gedempt, verzoeken bewoners de nieuwe straat te vernoemen naar koning Willem I. Als reden noemen zij de ‘liefderijke regeering van het Huis van Oranje’ en hun ‘ondubbelzinnige bewijzen van gehechtheid’ aan dit koningshuis. De dan regerende koning Willem III is er zo door vereerd dat hij besluit ieder jaar als hij Amsterdam bezoekt ook de Willemsstraat te bezoeken. In 1861 krijgt hij van de Willemstraters een zilveren beker met deksel en inscriptie aangeboden. De beker blijft in het Paleis op de Dam en staat wanneer de koning in de stad is, tijdens het diner op tafel. De tour door de ‘achterbuurten’ wordt door koningin Wilhelmina voortgezet, al ervaart zij het jaarlijkse bezoek aan Amsterdam met zijn slecht onderhouden paleis als een onaangenaam corvee.
De Oranjeversieringen in de Willemsstraat tijdens nationale feesten en bezoeken van de koning verschillen niet veel van de decoraties die op de rijkere grachten te zien zijn. Foto’s tonen indrukwekkende erepoorten overladen met sparrengroen. De gevels van de huizen worden versierd met papieren kroontjes, koninklijke portretten en nationalistische teksten: ‘O God, zegend Uw het Vorstelijk driepaar en ons dierbaar Vaderland!’ Het geld voor de versieringen wordt door middel van collecten opgebracht. Kinderen gaan met linten en strikken versierde collectebussen langs de deuren, soms tot ergernis van grachtenbewoners. De Willemsstraters dringen dan ook wel erg aan. Sommigen worden twintig tot dertig keer op een dag lastiggevallen en de verzoekjes gaan vergezeld met bedreigingen. De Willemsstraters ontkennen dit alles natuurlijk stellig.
Het hoogtepunt van de Oranjeliefde in de Willemsstraat is toch wel de actie ter ere van de inhuldiging van koningin Wilhelmina in 1898. In het buurtgebouw van de Oranje Vriendenkring, in één van stegen aan de Willemsstraat die ’t Klooster wordt genoemd, tussen nummer 110 en 34 (bestaat nog steeds, loop er eens langs) wordt het idee geopperd haar namens de burgerij van Amsterdam een Gouden Koets te schenken. De koets wordt met kwartjes bij elkaar gespaard en ook wel de ‘gouden kwartjeswagen’ genoemd.
Goed verhaal? Ware het niet dat naar alle waarschijnlijkheid de Oranjeliefde in de Willemsstraat minder intrinsiek was dan het lijkt, maar van buitenaf werd aangewakkerd om het volk in deze armetierige straat te verheffen en verbinden. Maar als het werkt, dan werkt het, toch?
Rond de eeuwwisseling neemt de oranjeliefde af. Op 24 augustus 1907 bezoeken verslaggevers de Willemsstraat om de festiviteiten te verslaan rond het vijftigjarig jubileum van de naamgeving. Zij spreken een bewoner erop aan dat hiervan niets te merken is. Hij kan bijna niet geloven dat ze vergeten zijn een feest te organiseren. De meeste Willemsstraters vernemen het bijzondere feit uit de krant.
Dam
Iets verder terug in de geschiedenis voor een wat glorieuzer verhaal dan. In maart 1580, midden in de Opstand brengt Willem van Oranje voor het eerst sinds lange tijd een bezoek aan Amsterdam. De relatie tussen de prins en de stad is ten goede gekeerd, maar er is nog wel een meningsverschil over een oud contract dat de prins met het oude stadsbestuur heeft gesloten. Hierin is bepaald dat Amsterdam niet aan de oorlog hoeft mee te betalen. Vanzelfsprekend houdt het nieuwe stadsbestuur hieraan vast. Oranje is het daar niet mee eens. Reden om hem mild te stemmen.
De prins wordt onthaald met voorstellingen die het belang van de handel en de verbondenheid van de stad met Oranje tot uitdrukking brengen. Vanaf Muiden wordt hij begeleid door een escorte. Er klinken saluutschoten en gejuich van het volk. In het Damrak drijft een enorme walvis, met op zijn rug de zeegod Neptunus. Enkele dagen later wordt de prins vergast op een groot vuurwerk. Op de Visbrug bij de Dam (ter hoogte van de Bijenkorf) zijn twee houten huizen gebouwd, dat van de prins en dat van Alva. Na een langdurig schijngevecht gaat het laatste in vlammen op. Deze vertoning van rijkdom en macht is zéker niet alleen een eerbetoon, maar ook een waarschuwing dat met de stad rekening dient te worden gehouden. De beelden zijn glorieuzer dan de werkelijkheid. De prins van Oranje vertrekt na een paar dagen in de watten te zijn gelegd, maar met lege handen.
Aanslag op Amsterdam
Het echte dieptepunt moet dan nog komen. Als Willem II (kleinzoon van Willem van Oranje) in 1647 zijn vader Frederik Hendrik opvolgt als stadhouder is de opstand bijna afgelopen. In 1648 wordt de vrede van Münster getekend. Maar oorlog voeren is voor deze Willem, zoon van de Stedendwinger, zijn unique selling point. Daarvoor heeft hij een groot en sterk leger nodig. Amsterdam denkt daar anders over. Oorlog is slecht voor de handel. Om de steden op andere gedachten te brengen reist de stadhouder met een ‘delegatie’ van vierhonderd officieren langs de dwarsliggende stadsbesturen. Het werkt op veel plaatsen, maar de Amsterdamse burgemeesters laten zich niet intimideren. Zij weigeren hem te ontvangen. Diep beledigd wil de prins de stad daarom met een groot leger van tien- tot twaalfduizend man op de knieën dwingen. Het gaat daarbij uiteindelijk om de vraag: wie is de baas in de Republiek, de stadhouder of de regenten van Holland?
Op de hei bij Hilversum verdwalen de troepen in de mist. Een postbode uit Hamburg waarschuwt de burgemeesters die de stad zo versterken dat de aanval geen kans meer heeft. Als Willem II zijn plannen had doorgezet, had hij ons land in een gevaarlijke (burger)oorlog kunnen storten. Zover is het gelukkig niet gekomen. Op 6 november 1650 overlijdt hij aan de pokken, acht dagen voor zijn zoon, Willem III, wordt geboren. Behalve de adel, de predikanten en de prinsgezinden is iedereen opgelucht dat de onverantwoordelijke dwingeland dood is. In Amsterdam circuleert het volgende rijmpje:
De prins is dood, mijn gaaf vergroot.
Geen blijder maar in tachtig jaar.
Van stadhuis naar Paleis
Deze gebeurtenissen zijn nog allemaal tegen de achtergrond van het middeleeuwse stadhuis. Wanneer de inkt waarmee de vrede van Münster getekend wordt nog maar net droog is, wordt de eerste steen voor een megalomaan stadspaleis gelegd. Een paleis door en voor Amsterdammers. De vier burgemeesters zetelen er, maar een centrale plek wordt ingenomen door de Burgerzaal. Het volk betreedt het stadhuis door de monumentale entree aan de Plaets, de latere Dam. Voor de burgemeesters is er een eenvoudige ingang aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Als Venetiaanse bestuurders kunnen zij over het water huiswaarts gaan.
Na de vlucht van stadhouder Willem V naar Engeland op 18 januari 1795 verschijnen er vrijheidsbomen en is er onder een deel van het volk vreugde over de ontworsteling aan de ‘weerzinwekkende Oranjetirannie’. De Franse tijd breekt aan. Amsterdam wordt hoofdstad van koninkrijk Holland met Lodewijk als eerste koning. Tegen alle adviezen in gaat hij op de Dam wonen. Voor het eerst in de geschiedenis heeft Amsterdam een koninklijk paleis. Lodewijk laat het voor één miljoen gulden verbouwen in Empirestijl (het meubilair dat je er vandaag de dag nog ziet). Willem Bilderdijk geeft hem Nederlandse lessen. Op het balkon stelt Lodewijk zich voor aan het Nederlandse volk: ‘Iek ben konijn van Olland’.
Na de val van Napoleon Bonaparte in 1813 komt de zoon van Willem V terug uit Engeland. Hij wordt beëdigd als koning Willem I. Een heikele kwestie dient zich aan: moet het paleis weer stadhuis worden?
De gemeenteraad staat te popelen, maar wil ook graag dat Amsterdam hoofdstad blijft en daar heb je een koninklijk paleis voor nodig. Uiteindelijk kiest koning Willem I voor Den Haag als hofstad. Zo was het altijd geweest. Maar om de Amsterdammers tevreden te stemmen, mogen zij hun stad de hoofdstad blijven noemen en blijft het stadhuis paleis. De enige plek waar dit is vastgelegd is het artikel in de grondwet waarin staat dat de koning in Amsterdam moet worden ingehuldigd.
De kus
Pas als Nederland in 1848 een constitutionele monarchie wordt is het met de macht van zowel Amsterdam als de Oranjes gedaan. Dat zorgt ervoor dat de relatie minder noodzakelijk en daardoor minder gespannen wordt. De historische afstand schept ruimte voor toenadering. Er wordt wel gezegd dat de echte ver-zoen-ing plaatsvond tijdens Koninginnedag 1988. Koningin Beatrix brengt een zorgvuldig geregisseerd ‘spontaan’ bezoek aan de Jordaan en wordt daar door één van de feestvierders gekust. Na het onrustig verlopen huwelijk en de beëdiging een symbolisch moment. Tijdens het huwelijk en de inhuldiging van haar zoon is er geen vuiltje aan de lucht. Hoe zal het zijn dochter Amalia vergaan? Helaas kreeg zij niet de kans om als student de stad te leren kennen. Het vertrouwen in het koningshuis is momenteel ongekend laag. Maar dat is nu niet alleen meer een Amsterdamse aangelegenheid.