Vandaag herdenken we de doden die in de Tweede Wereldoorlog zijn gevallen. Ik doe dat met een foto waarop juist de levenden mij raken.
Het is 1940 en de Nieuwe Synagoge van de Hoogduitse gemeente gaat uit. Hoeveel mensen op deze foto zullen er vijf jaar later nog leven? In september 1943, als bijna alle Joodse Amsterdammers zijn gedeporteerd, wordt de synagoge gesloten. In de hongerwinter van 1944 slopen buurtgenoten de galerijen en liturgische voorwerpen eruit om als brandhout te gebruiken. In 1945 staan nagenoeg alleen de buitenmuren nog overeind.
Het getouwtrek om dit gebouw na de oorlog is exemplarisch voor hoe de gemeente Amsterdam heeft geprofiteerd van goedkope overnames van Joods bezit. Het stadsbestuur ziet het als een uitgelezen kans om de cityvorming (grootschalige stad met brede wegen en grote kantoorgebouwen) te realiseren.
Jaren van procedures volgen. ‘Drie jaar ellende mag toch geen 300 jaar geschiedenis te gronde richten?’ wordt er aan Joodse zijde gezegd. Uiteindelijk verkoopt de Joodse gemeenschap het gebouw voor 500.000 gulden aan de gemeente. Het is niet meer dan de grondprijs. De suggestie om er een Auschwitzmuseum te openen wordt niet overgenomen. In 1987 wordt er het Joods Historisch Museum (voor die tijd gevestigd in De Waag) geopend dat zich verder uitstrekt over de drie naastliggende synagogen.
Omdat in de oorlog de tegoeden van de Joodse gemeente zijn gestolen, heeft men liquide middelen nodig. Daarom wordt van veel panden afstand gedaan. De gemeente wil deze panden graag, maar zit vaak dwars door geen vergunningen te verlenen. Amsterdam heeft er goed van geprofiteerd door de panden goedkoop over te nemen. Pas vanaf de jaren ’70 wordt ingezien dat panden uit piëteit moeten worden behouden om het vooroorlogse Joodse leven in herinnering te houden.
(Bron: Geurt Brinkgreve lezing door Bart Wallet, Zuiderkerk, 27-10-2017)